NATUURLEXICON


Gierzwaluw

Apus apus   


De Gierzwaluw Apus apus is een zeer goede vlieger met een gestroomlijnd lichaam en lange, sikkelvormige vleugels.

Hij laat zich op warme zomerdagen duidelijk opmerken door een schril srie-srie te laten horen.

De vogel is bijna volledig bruinzwart. De pootjes zijn zeer kort en zeer geschikt om aan verticale rotsen of muren te hangen. Bij deze vogel staan immers 4 tenen naar voren gericht, terwijl bij veel vogels 3 tenen naar voren staan en 1 naar achteren.

Als looppoten of poten om rond een tak heen te grijpen zijn ze veel minder functioneel.

Deze vogel vliegt het meest boven kleinere, oude steden.

Hij brengt meer dan drie vierden van zijn leven in de lucht door. Hij jaagt op vliegende insecten, zoals bladluizen, zweefvliegen en vliegende kevers. Deze insecten worden met behulp van stijve borstelharen de snavelopening binnengeloodst. De vogel hapt zelfs water en nestmateriaal in de vlucht op. Ook het baden gebeurt zonder neer te strijken.

De Gierzwaluw foerageert bij mooi weer veelal dicht bij de broedplaatsen, dus bij bebouwing. Bij slecht weer foerageren ze vooral in het open veld bij grote wateroppervlakten.

Zwermen Gierzwaluwen zwermen bij de vallende duisternis steeds hoger in de lucht. Ook het paren gebeurt in de lucht.

Deze vogel broedde oorspronkelijk op rotsen, maar reeds verschillende decennia ook op torens en hoge gebouwen, in gaten, nissen en onder dakpannen. Het nest bestaat uit een klein nestkommetje met weinig nestmateriaal, zoals haren, pluimen en stro, met speeksel aan elkaar geklit. De broedplaatsen bevinden zich vaak in donkere en nauwe spleten op een hoogte van meer dan 4 m.  De meeste Gierzwaluw-kolonies tellen 30 tot 40 broedparen.

In Noord-Europa broeden Gierzwaluwen ook in boomholtes, bij ons niet.  

Het voedsel voor de jongen wordt als een grote, kleverige bal achter in de keel, in een keelzak, opgeslagen. Eén voedselbal bevat wel 300 insecten. Per dag worden 20 tot 30 ballen door de ouders aan elk van de jongen gevoederd. Per nest zijn er 2 à 3 jongen die na 40 dagen uitvliegen. Voor 1 nest jonge Gierzwaluwen zijn er zo’n 300.000 insecten nodig om de jongen te laten opgroeien.

Bij een laag voedselaanbod kunnen de jongen hun lichaamstemperatuur laten zakken.

De Gierzwaluw is nog een talrijke broedvogel, maar de aantallen verminderen doordat geschikte broedplaatsen stelselmatig verdwijnen bij het opknappen van oude gebouwen. Scheve dakpannen worden recht gelegd en gaten en spleten worden gedicht. De moderne bouwtechniek is zwaluwonvriendelijk.

Daarom worden er speciale nestkasten, inbouw-neststenen en nestpannen gebouwd om deze vogels een handje te helpen. In de nestkasten gaan zich vooral jonge vogels installeren. De oudere vogels verkiezen vroegere broedplaatsen. Wanneer de bestaande broedplaatsen door andere vogels (Spreeuw, Huismus) zijn ingenomen, zal het mannetje deze desnoods met geweld uit de nestplaats drijven.

Gierzwaluwen vormen een koppel voor het leven, behalve wanneer één der partners sterft. Het vrouwtje legt 2 tot 3 eieren. Na 3 weken komen de jongen uit. Beide ouders broeden en voeden de jongen. Wanneer de jongen wat groter zijn, gaan beide oudervogels op jacht naar insecten voor de jongen.

Gierzwaluwen vangen vooral vliegende insecten. Bij slecht weer worden weinig insecten gevangen. De oudervogels vliegen dan tijdelijk naar drogere oorden, terwijl de jongen doelbewust hun lichaamstemperatuur en hartslag verlagen om energie te sparen. Bij een weersverbetering keren de ouders terug en gaat het voeden van de jongen verder.  

De Gierzwaluw is een trekvogel die vanaf midden april, begin mei terugkeert uit de overwinteringsgebieden in Afrika.

De broedperiode loopt van begin mei tot midden juli. De jongen vliegen meestal in de loop van de maand juli uit.

Gierzwaluwen die later in het seizoen aankomen (rond half juni) en nog geen nestplaats hebben om te slapen, brengen de nacht in de lucht door.  

Eind juli verzamelen de Gierzwaluwen zich in groepen boven steden.

De meeste Gierzwaluwen zijn tegen augustus-september weer vertrokken naar Afrika. Deze snelle terugkeer wordt verklaard doordat de vogels in Afrika willen meeliften met de zogenaamde “intertropische convergentiezone”, een zone met stijgende, vochtige lucht, die zorgt voor neerslag. In het najaar verplaatst deze zone zich zuidwaarts over het Afrikaanse continent, om dan in het volgende voorjaar en zomer noordwaarts te trekken. De Gierzwaluwen volgen deze zone gedurende een groot deel van het jaar terwijl ze jagen op de grote aantallen vliegende insecten die ontstaan na de passage van regenfronten. De vogels ontwijken extreem slecht weer door trektochten van vele honderden kilometers te ondernemen, omheen de regen- en stormdepressies.   

Het grootste deel van het jaar brengen ze door ten zuiden van de evenaar, ruim 7000 km verwijderd van Vlaanderen.   

In stadswijken is de Gierzwaluw een geliefde vogel. Gemiddeld wordt een Gierzwaluw 7 jaar oud.  

Als belangrijke natuurlijke predatoren van de Gierzwaluw kennen we de Slechtvalk Falco peregrinus, de Boomvalk Falco subbuteo en de Sperwer Accipiter nisus.

Gierzwaluwen hebben moeite om weg te vliegen vanaf de grond. Vindt men een Gierzwaluw, dan geeft men hem best vanaf een hoog punt, zoals een uitgestrekte hand, de kans om zelf weg te vliegen. Niet omhooggooien dus. Een Gierzwaluw komt normaal gezien niet aan de grond, tenzij er iets aan de hand is. Omhooggooien veroorzaakt extra stress en pijn, omdat hij niet weg kan vliegen door uitputting of schade aan de vleugels.

De Gierzwaluwluisvlieg Crataerina pallida is een bloedzuigende parasiet die uitsluitend op Gierzwaluwen voorkomt.  

Home