NATUURLEXICON


Gewone Zeekat

Sepia officinalis   


De Gewone Zeekat Sepia officinalis behoort tot de koppotigen onder de weekdieren. Het is een inktvis waarbij de zuignappen aan de tentakels in 4 rijen gerangschikt staan. De bruine tot violette zebrastrepen op de rug kleuren mee met de omgeving, zodat het dier prima gecamoufleerd is.

Hij heeft 2 lange en 8 korte armen en grote ogen. De kleur kan varieren. Aan de vangarmen staan er 5 of 6 grotere zuignappen, waarmee prooien worden gegrepen. In het lichaam zit een inwendige schelp (sepia). Soms vindt men deze witte kalkschaal op het strand. Bij gevaar spuit het dier een donkere vloeistof uit.

Dit dier wordt ongeveer 30 cm lang. Het zwemt zijwaarts door golvende op en neerslaande bewegingen van de vinzoom. Het inwendig skelet bestaat uit een aantal kamers die als zweeforganen dienst doen. Overdag zijn deze kamers gevuld met water, zodat het dier naar de bodem zakt, waar hij zich in het zand verstopt. ’s Nachts pompt hij het water weg en gaat hij op jacht. Als roofdier leeft de Gewone Zeekat solitair. Vanuit het zand spiedt het dier naar prooien als kreeften, krabben, weekdieren en soms ook jonge soortgenoten.

Dit dier kan de ooglenzen verschuiven om dichterbij te kunnen zien. Bij een geringe lichtsterkte wordt de prooi met een reukgroef onder de ogen opgespoord.

Nadat een prooi is gedetecteerd laat hij ademhalingswater, dat via kieuwen zijn lichaam is binnengekomen, via een opening naar buiten stromen. Hierbij beweegt hij zich voorwaarts. De Gewone Zeekat vangt de prooi met de armen, trekt deze naar binnen en vermaalt de prooi met behulp van een papegaaiachtige snavel en de rasptong, die bezet is met een paar rijen kleine tanden.  

Deze soort komt in het voorjaar voor in het ondiepere kustgebied om te paaien. Ondiep water betekent niet alleen warmer water, maar ook water met een lagere druk. De eitjes en de jongen kunnen nog niet veel druk verdragen.

De temperatuur van het water moet tussen 12 en 15 °C zijn voor het paaien van de Gewone Zeekat. Het mannetje bezit een fraai gekleurde arm waarmee een vrouwtje wordt verleid. Mannetje en vrouwtje verstrengelen zich en het mannetje brengt met zijn versierde arm spermapakketjes in het paringszakje van de vrouw. Bewaakt door het mannetje zet het vrouwtje na de paring zo’n 500 zwarte eitjes af op planten, wieren en geweisponsen.

Hierbij perst het vrouwtje de eitjes één voor één uit haar lichaam en bevrucht ze door ze langs één van de zaadpakketjes te leiden. Bij dit gebeuren wordt elk eitje van een inktlaagje voorzien. De eitjes hebben 2 aanhechtingssnoeren.

Het vrouwtje knoopt voorzichtig met 2 armen de snoeren om een plant, wier of spons en laat de eitjes achter.

Uit de eitjes, die zo groot zijn geworden als een druif, komen er na 30 tot 60 dagen volledig ontwikkelde jongen, compleet met vangarmen.

Later in het jaar begeven de volwassen dieren en de gegroeide jongen zich naar het diepere water in volle zee.

De Gewone Zeekat is een geliefde prooi van haaien, roggen en zeehonden. Om zich hiertegen te beschermen beschikt het weekdier over een inktklier aan de darm. Bij gevaar spuit het dier inkt om de vijand het zicht te ontnemen. De inkt vertroebelt bovendien zijn lichaamsgeur zodat de predator volledig in verwarring verkeert.


Home