NATUURLEXICON


Gewone Oliekever

Meloe proscarabaeus   


De Gewone Oliekever Meloe proscarabaeus is een zwaarlijvige blauwzwarte oliekever met zeer korte vleugels. De kever kan niet vliegen. Het vrouwtje heeft een sterk gezwollen achterlijf. Het mannetje, dat kleiner is dan het vrouwtje, heeft geknikte voelsprieten; bij het vrouwtje zijn deze recht en draadvormig.

Hij meet tot 35 mm en komt voor van april tot juni in zandige gebieden zoals zandige hellingen en duinen. Deze soort is de laatste decennia sterk in aantal achteruitgegaan. Bij verstoring produceert het mannetje uit de pootgewrichten de zeer giftige olie-achtige vloeistof cantharidine (reflexbloeden). Cantharidine is een stof die verwoestend inwerkt op de nieren (30 mg is dodelijk voor een mens). Aanraking van deze stof kan blaren veroorzaken.   

Het vrouwtje, dat vaak op de bladeren van Boterbloem-soorten Ranunculus species te zien is, legt groepjes van honderden eitjes op verschillende plaatsen in een kuiltje in de grond onder meer op bloemrijke graslanden en dijken. De eieren worden in het voorjaar gelegd en komen in de voorzomer uit. De larven klimmen op bloemen, waar ze zich vaak in clusters verzamelen. De larven, die men ook wel triungulinen noemt, zijn oranje gekleurd, 1,5 tot 1,8 mm groot en voorzien van 3 klauwtjes aan elke poot. Ze hebben 6 poten en 2 lange, stijve haren aan het achterlijf.

Deze larven laten zich door solitaire bijen, bij voorkeur groefbijen of zandbijen - maar soms ook ongewild een vlieg, kever of hommel - vervoeren naar hun nest (foresie). De clusters van larven produceren waarschijnlijk een geurstof die lijkt op de vrouwelijke feromonen van de gastheerbij en dus mannelijke gastheerbijen aantrekt. De triungulinen kunnen lang zonder voedsel, wachtend op een lift.   

Bij de paring stappen de triungulinen over naar een vrouwtje, zodat ze uiteindelijk in het bedoelde nest terecht komen.   

In het bijennest verlaten ze de bij. Ze zuigen in het nest het aanwezige ei leeg en doden eventuele rivalen. De larve vervelt na een popachtig ruststadium tot een pootloze witte made-achtige larve en voedt zich met nectar en stuifmeel in het nest. Eén keverlarve kan zich aan meerdere nesten te goed doen. Bij een klein voedselaanbod groeit de larve uit tot een dwergvorm. Nadien verpopt de larve zich tot kever.  

Als gastheren heeft deze parasitaire kever vooral de Knautiabij Andrena hattorfiana, de Asbij Andrena cineraria, de Zwarte Sachembij Anthophora retusa, het Roodgatje Andrena haemorrhoa en de Grijze Zandbij Andrena vaga.  

Op de Gewone Oliekever zelf leven kleine Oliekeverknutjes Forcipomyia species. Deze knutjes zuigen de cantharidine op;  een olie die uit de intersegmenatle groeves van de kever sijpelt. De kevers worden door de knutjes geprikkeld om de stof af te scheiden. Normaal gezien wordt de stof door de kever afgescheiden om zich te verdedigen tegen predatoren.

Als de catharidine op de menselijke huid terecht komt, kan de stof een grote blaar opleveren die wekenlang een gevoelige plek kan blijven, doordat de dode opperhuid loslaat. De knutjes voeden zich blijkbaar met dit gif.    

Home