NATUURLEXICON


Franjestaart

Myotis nattereri   



De Franjestaart  Myotis nattereri meet 5,5 cm en heeft een vleugelspanning van 24 tot 28 cm. De vacht is lang en los. De bovenzijde is lichtbruin, de onderzijde licht witgrijs gekleurd. Het witgrijs steekt duidelijk af tegen het lichtbruin.  De snuit is licht vleeskleurig. De oren en de vlieghuid zijn licht grijsbruin. De oren zijn relatief lang met 5 dwarsplooien in de buitenrand en een duidelijke insnijding waar de punt van de lancetvormige tragus bovenuit steekt. De tragus is langer dan de halve oorlengte. Merkwaardig bij deze soort is dat er borstelhaartjes aan de onderrand van de staartvlieghuid staan; De functie hiervan is nog onduidelijk.

Deze soort overwintert van oktober tot april in bomen, grotten, kelders en forten. Tijdens de winterslaap zit de vleermuis meestal weggekropen in nauwe spleten van  winterverblijfplaatsen die relatief koud kunnen zijn.

Deze vleermuis jaagt in boomgaarden en bosrijke gebieden.

Het zomerverblijf bevindt zich in holle bomen of nestkasten, in zeldzame gevallen op zolders of in spouwmuren.

In Vlaanderen wordt de Franjestaart vooral aangetroffen in holle bomen. Franjestaarten gebruiken tijdens de kraamperiode naar boven ingerotte spechtenholten. Ze verhuizen om de paar dagen van kolonieboom.

In juni-juli wordt er één jong geboren. Dit diertje heeft een grijze onderzijde.

De Franjestaart kan in dichte vegetatie jagen op insecten in de vlucht of van bladeren. Hij jaagt in relatief besloten habitats, met een opvallende binding met waterrijk, oud of vochtig bosgebied. Hij jaagt ook in open bossen, parkgebieden, dreven en tussen de boomkronen. Hij wordt eveneens vaak aangetroffen in vochtige zones, boven water, in open broekbos en rond beken, vijvers en grachten.

De Franjestaart vangt zijn prooien al struinend langs de vegetatie of in de lucht. Hierbij gebruiken Franjestaarten een soms relatief snelle en zeer wendbare vlucht. De Franjestaart kan door een combinatie van jachttechnieken een gevarieerd voedselaanbod benutten dat voornamelijk bestaat uit dagactieve vliegen, muggen, vlinders of rupsen, kevers en spinnen. Hij komt pas laat uit zijn schuilplaats.

De Franjestaart is een standsoort, die zich meestal minder dan 60 km verplaatst. De soort komt in bijna gans Europa voor.

Verstoring van de verblijfplaatsen vormt een reële bedreiging. Ook verstoring door lichtbronnen kan de populatie van deze vleermuis negatief beïnvloeden.

Home