NATUURLEXICON


Fazant

Phasianus colchicus   



De Fazant Phasianus colchicus is een hoenderachtige vogel met een grootte van 53 tot 89 cm. Het mannetje meet gemiddeld zo’n 80 cm; het vrouwtje ongeveer 60 cm. Deze vogel komt oorspronkelijk uit Azië. Hij werd in het Middellandse Zeegebied ingevoerd als voedselbron.

De vogel heeft een rood gezicht en een donkergroene kop. De hen is kleiner dan de haan en is valer bruin van kleur.

De staart is lang en puntig. Sommige hanen hebben een witte halsring. Vanaf de achttiende eeuw werd immers de Chinese ondersoort met de witte halsring uitgezet.

In nood stijgt de vogel steil omhoog.

Het voedsel van de Fazant bestaat uit zaden, insecten, slakken, amfibieën, hagedissen en kleine zoogdieren.

Fazanten komen voor in cultuurlandschappen, graanvelden, min of meer vochtige weiden, wilgenstruwelen, verspreide bosjes in vlak terrein en op open terreinen in bossen en valleien.  

Het nest wordt op de grond gebouwd. Het vrouwtje legt in mei-juni 8 tot 15 eieren. Het vrouwtje broedt.

De Fazant is bij ons een standvogel (geworden).

Het voedsel van de Fazant bestaat uit zaden, insecten, slakken, amfibieën, hagedissen en kleine zoogdieren. Fazanten komen voor in cultuurlandschappen, graanvelden, min of meer vochtige weiden, wilgenstruwelen, verspreide bosjes in vlak terrein en op open terreinen in bossen en valleien. De vogel wordt in Vlaanderen met dezelfde problematiek geconfronteerd als de Patrijs.

Het uitzetten van Fazanten in Vlaanderen is nog niet zo lang verboden. Elke vorm van uitzetten van Fazanten is een inbreuk op het jachtdecreet. Het uitzetten van Fazanten gebeurde en gebeurt in Vlaanderen nog steeds om de soort bejaagbaar te houden. Dit is nog iets anders dan het uitzetten voor het behoud van een wildsoort. Dit laatste impliceert dat een wildsoort met uitsterven of met ernstige achteruitgang bedreigd wordt. Dit is niet het geval bij de Fazant. Het stopzetten van het uitzetten zal in Vlaanderen waarschijnlijk hetzelfde scenario als gevolg hebben als in Nederland. De stand klapte daar in sinds het afbouwen vanaf 1978 en stopzetten in 1993 van uitzetacties van Fazanten. De mate van afname varieerde van het min of meer verdwijnen uit bosgebieden op de hoge zandgronden tot een veel lichtere afname op de kleistreken. Voor Nederland wordt de afname op tenminste 50% geschat. Voorts is het broedareaal er sinds midden jaren zeventig gekrompen met 5%. Illegale lokale uitzetacties verstoren het proces van stabilisering (op een laag maar ‘natuurlijk’ niveau) van de stand, terwijl inrichting en gebruik van het agrarisch landschap ongunstig zijn (weinig overhoeken, schaarste aan kruiden en insecten). De populatieomvang van de Fazant vertoont in Nederland de laatste jaren een dalende trend die zich nog doorzet.

Fazanten worden opgekweekt in grote volières en kort vóór de opening van de jacht uitgezet in het jachtgebied, dit ten behoeve van een jacht die nog weinig met weidelijkheid heeft te maken. We hebben nu de toestand dat Fazanten legaal worden gekweekt, illegaal worden uitgezet en legaal worden geschoten als “jachtwild”.  In 2009 werden bij een beëdigd jachtwachter in Wellen maar liefst 519 illegaal gekweekte Fazanten aangetroffen, bestemd om te worden uitgezet. Hij ontving de eieren naar eigen zeggen van aardbeienkwekers. Uitgezette Fazanten zijn veelal halftam en onbekend met roofdieren, zodat ze gemakkelijke prooien vormen. Jagers lossen dit “probleem” op door de roofdieren (Buizerd, Vos) af te schieten.

Het uitzetten van Fazanten is schadelijk voor het hele ecosysteem. Zo’n 40 % van het voedselpakket bestaat uit dierlijk materiaal, gaande van insecten (bijvoorbeeld Moerassprinkhanen) en slakken tot amfibieën, reptielen (bijvoorbeeld hagedissen zoals de Levendbarende Hagedis) en kleine zoogdieren. Uitgezette Fazanten kunnen ook een bedreiging vormen voor andere diersoorten via de verspreiding van ziekten en parasieten en via concurrentie met wilde hoenderachtigen (zoals Patrijs), via verstoring van nest- en paaractiviteiten, nestparasitisme en verstoring tijdens het broedsucces.

De Fazant levert net als de Ree een belangrijke bijdrage tot de verspreiding van de ziekte van Lyme. De bacterie Borelia, die de ziekte veroorzaakt, floreert in Groot-Brittanië alleen op plaatsen waar de vogelgastheer - de Fazant dus – in grote hoeveelheden voorkomt.

Soms wordt het broedsel van de Fazant vergiftigd bij de onkruidbestrijding of spoelt het tijdens een stortbui gewoon weg. Het uitzetten van Fazanten heeft uitsluitend tot doel er meer tijdens het jachtseizoen te kunnen schieten. Het uitzetten verhoogt de draagkracht van de biotoop niet, zodat er in de winter niet meer individuen kunnen overleven dan voorheen. De broedpopulatie neemt dus niet toe. Uitgezette dieren hebben moeilijkheden bij het zoeken naar voedsel. Daarom worden ze bijgevoederd. Ze zijn ook niet bekend met de roofdieren zoals Vossen en roofvogels (“krombekken” in jagerstaal). De Vossen en roofvogels worden dan maar afgeschoten. De hennen, speciaal de jonge, zijn niet zo’n goede moeders. Het nest is vaak maar een armzalig kuiltje in de grond, slecht gecamoufleerd tegen de voornoemde natuurlijke vijanden, maar ook tegen andere vijanden zoals Zwarte Kraaien, Eksters, Egels, Dassen, Verwilderde Katten en zwervende honden.

Kuikens worden vaak het slachtoffer van roofvogels als de Bruine Kiekendief en de Buizerd. Ook sommige marterachtigen lusten wel een kuiken.

Er zijn vele gevallen gekend van ecologische schade veroorzaakt tengevolge de introductie van soorten. We bedoelen met introductie het bewust of onbewust uitzetten in de vrije natuur van een soort (of ondersoort) op een plaats waar die sinds historische tijden niet (meer) voorkwam. Deze soorten worden dan ook “exoten” genoemd. In West-Europa zijn in de loop der tijden veel bewuste introducties gebeurd, dit omwille van diverse redenen zoals de jacht (Konijn, Fazant, Damhert, Moeflon), visvangst (Zonnebaars, Karper), biologische gewasbescherming (lieveheersbeestjes) en sierdieren. Minstens evenveel soorten zijn onbewust geïntroduceerd ofwel door gebruik te maken van menselijk vervoer en handel (Zwarte Rat, Bruine Rat) ofwel door ontsnappingen of vrijlatingen uit pelsdierkwekerijen (Muskusrat, Wasbeer, Wasbeerhond, Beverrat) en uit kooien en tuinen (Grijze Eekhoorn, Halsbandparkiet).

Deze introducties hebben dikwijls ingrijpende gevolgen, vanwege de concurrentie om voedsel, territoria en nestgelegenheid, vanwege de invoering van bepaalde ziektes waartegen inheemse soorten (nog) geen weerstand hebben of vanwege het ontstaan van hybriden met als gevolg het verdwijnen van de oorspronkelijke ondersoort.

In de loop der eeuwen heeft de Fazant zich min of meer in onze streken aangepast. Toch blijft hij erg gevoelig voor ons wisselvallig klimaat. Landbouwers zien de Fazant liever gaan dan komen, vooral als hun akkers pas zijn ingezaaid.

De Fazant kan vraatschade aanrichten in de zaai- en kiemperiode van granen, krabschade aan aardappelen, suikerbieten en voederbieten. De vogel kan ook vraatschade aanrichten aan maïs, winterwortelen, peulvruchten, sla en andijvie, spruitkool, bloemkool en incidenteel ook aan bloemen (in kwekerijen).   


Home