NATUURLEXICON
Ericabij
Megachile analis
De Ericabij Megachile analis is een karakteristieke soort voor natte heidegebieden met een gevarieerde vegetatiestructuur. Ze nestelt in de grond op open plekken. De soort behoort tot de zogenaamde behangersbijen. Het is een zeer zeldzame soort.
Deze bij vliegt van begin juni tot begin september.
Het is een vrij plompe bij van 11 tot 13 mm lang en 5 mm breed.
Het vrouwtje is geelbruin op het borststuk. Het vrouwtje heeft geen lichte haarbandjes op het achterlijf. Tergieten 1 tot 3 zijn roodbruin behaard; tergieten 4 en 5 zijn zwart behaard. De achterlijfspunt is voorzien van een witachtige beharing. De buikschuier is rood.
Het mannetje heeft minder heldere kleuren dan het vrouwtje.
Deze bij overwintert als larve in een nestgangetje op open plekken op de heide. Half mei verpopt de larve om een tweetal weken later uit te vliegen. De mannetjes vliegen met grote snelheden over de heide, op zoek naar vrouwtjes die ze vinden op geur en zicht. Er wordt overgegaan tot paren. Daarna verzamelt het vrouwtje nectar en stuifmeel op Gewone Dophei Erica tetralix en Rode Dophei Erica cinerea. Deze voedselgaring is nodig om rijp te worden voor het leggen van de eitjes en het bouwen van het nest.
De bij graaft op open, zonnige, zanderige stukken op natte heideterreinen een 10 cm diep gat. De nestgang loopt schuin naar beneden. De doorsnede van de nestgang is een halve centimeter.
Vervolgens vliegt ze naar een boom, meestal een Berk-
Na enkele weken sterft het vrouwtje. Twee weken nadat de eieren werden gelegd, komen ze uit. De larve voedt zich met de aangelegde voedselvoorraad en vliegt pas na 10 maanden uit. De Ericabij overwintert als larve in het voorlaatste stadium. De bij kan worden gezien tot begin september.
Soms komt de Heidekegelbij Coelioxys conica in het nest voor als (klepto-
In Vlaanderen is de Ericabij een uiterst zeldzame soort. Ook in Nederland is het een vrij zeldzame bij.