NATUURLEXICON


Egel

Erinaceus europaeus   



De Egel Erinaceus europaeus is een algemeen voorkomend zoogdier. De lichaamslengte bedraagt tot 30 cm; de staart meet zo’n 3 cm. Hij is onmiddellijk herkenbaar aan de grote hoeveelheid stekels op de rug. Een volwassen Egel heeft gemiddeld ongeveer 8000 stekels.

Het dier behoort tot de  insecteneters onder de zoogdieren en komt vooral voor in mozaïeklandschappen waar struiken en bomen afwisselen met open gebieden, zoals graslanden, tuinen, heggen en bosranden. Vroeger was de Egel vooral een dier van loofbossen.

Struiken bieden dekking bij gevaar; in open delen wordt naar voedsel gezocht.  

De Egel volgt dikwijls vaste paden.

Dit nachtactieve zoogdier neemt verschillende milieugevaarlijke stoffen op via zijn voedsel:  kevers, Regenwormen Lumbricus terrestris, oorwormen, slakken en andere ongewervelde dieren, vogeleieren, amfibieën en plantaardig materiaal. Alle gifstoffen die deze prooidieren hebben opgenomen, worden namelijk gecumuleerd in de Egel.

De Egel heeft een sterk ontwikkeld reukvermogen waarmee prooidieren die zich onder de grond bevinden worden gedetecteerd. Hij is doorgaans niet de hele nacht actief, maar gaat in een aantal periodes van enkele uren op jacht.

In steden wachten Egels blijkens onderzoek tot na middernacht om te foerageren. Dan zijn er immers minder mensen op pad en vooral ook minder honden.  

Het jachtgebied ligt in een omtrek van ongeveer 300 m rond het nest. In het leefgebied kan de Egel wel tot 2 kilometer afleggen, zelfs al is het gebied voorzien van veel struikgewas en ondergroei.

Het leefgebied zelf kan tientallen hectare omvatten. Egels zijn niet territoriaal; de leefgebieden van zowel mannelijke als vrouwelijke Egels overlappen elkaar.   

Egels worden aangetrokken door lijnvormige landschapselementen zoals grenzen tussen verschillende habitats die gevolgd worden. Ze leven buiten de voortplantingsperiode solitair.

De Egel heeft een voorkeur voor struweel, een lage en dichte begroeiing. Hij vertoeft ook vaak langs spoorbermen en in parken en struwelen rondom gras- of sportvelden. De Egel heeft behoefte aan beschutting, niet alleen om overdag te slapen, maar ook tijdens de nachtelijke tochten.

Het nest zit vaak verscholen in een braamstruweel en wordt bekleed met verdord gras, bladeren en mos. Soms wordt een verlaten konijnenhol als nest gebruikt of graaft de Egel zelf een hol.

Hij houdt van oktober-november tot maart-april een winterslaap in het nest. Jonge Egels zijn wel soms tot in januari actief.

Tijdens de winterslaap daalt de lichaamstemperatuur van ongeveer 35 °C tot 1 à 5 °C.  Zijn bloed gaat dan zeer langzaam stromen en de hartslag en ademhaling dalen. Wanneer de omgevingstemperatuur dreigt te dalen tot onder het vriespunt, wordt de Egel wakker en gaat hij op zoek naar een plaats die meer beschutting biedt tegen de hevige kou. Na de winterslaap is zijn gewicht met zo’n 30 % afgenomen.    

De voortplantingsperiode situeert zich van maart-april, na de winterslaap, tot in juli. Er zijn per jaar 1 à 2 worpen van 4 tot 7 jongen. De jongen hebben bij de geboorte zachte, witte stekels. Na 2 tot 3 dagen groeien dan de gekleurde, hardere stekels. Pas na 14 dagen gaan de oogjes van de jongen open. Twee weken later mogen ze met de moeder op jacht. Vanaf de tweede levensmaand moeten ze voor zichzelf zorgen en een eigen leefgebied zoeken.

Egels kunnen tot 8 jaar oud worden. Toch overleven de meeste jongen hun eerste winter niet.

Om de winterslaap door te komen, moeten de dieren immers minstens 600 g wegen en voldoende vetreserves hebben opgebouwd. Vooral jonge dieren en vrouwtjes slagen er niet in om dit gewicht tijdig te halen. In de periode augustus-oktober kunnen de Egels dus steeds wat extra voedsel, zoals katten- of hondenvoer, rauwe eieren of spek in de tuin, gebruiken.  

Egels worden ook vaak het slachtoffer van rondslingerend afval, zoals plastic potjes. Wanneer ze met hun kop vast komen te zitten in zo’n potjes, dreigt er verstikking, omdat hun stekels werken als weerhaken.

De Vos Vulpes vulpes, de Das Meles meles en de Hermelijn Mustela erminea zijn natuurlijke vijanden, maar deze predatie treedt slechts af en toe op.

Egels vermijden wildviaducten of ecoducten die door de Das, en misschien ook de Vos, worden gebruikt. De jongen vallen ook soms ten prooi aan ratten, marterachtige en roofvogels. In steden waar ook Dassen Meles meles leven, zoals in sommige Britse steden, verkiezen vrouwelijke Egels als leefgebied voor kleinere tuinen van rijwoningen. Mannelijke Egels komen ook in grotere tuinen omdat ze op die manier hun paargebied vergroten.  

De Egel gebruikt wel fietstunnels onder zeer drukke wegen. Het dier verplaatst zich hierbij op de bermen, liefst met struweel begroeid, en loopt vervolgens de fietstunnel in dan via de bermen aan de overzijde zijn tocht verder te zetten.

Hij slaagt er ook in om spoorlijnen over te steken en (via bruggen of mogelijk zelfs zwemmend) ook waterlopen. Fauna-uittreedplaatsen in waterlopen zijn daarom zeer wenselijk voor Egels.    

Groene verbindingen zorgen voor meer verplaatsingsmogelijkheden voor de Egel.

Het plaatsen van faunaduikers of het beplanten van taluds met struweel kunnen het risico op aanrijdingen verminderen.

Naast de vergiftiging door chemische bestrijdingsmiddelen vormen vooral het wegverkeer, verdrinking in waterlopen met verstevigde oevers, maaimachines, het afbranden van vegetatie wel belangrijke bedreigingen voor dit zoogdier.

Egels vluchten niet voor gevaar, maar rollen zich tot een bal op en vertrouwen op hun stekels. Ze bezitten een kringspier onder de huid, waardoor ze zich snel tot een bal kunnen oprollen en de stekels naar alle kanten opzetten.

Deze reflex loopt bij het oversteken van een weg veelal fataal af. De stekels schrikken wel natuurlijke roofvijanden af, maar geen voertuigen. Jaarlijks vallen er in Vlaanderen wel 300.000 verkeersslachtoffers onder de Egels (gegevens 2008). Lege gebieden worden snel ge(her)koloniseerd.

De Egels worden aangetrokken door autowegen omdat daar veel doodgereden insecten te vinden zijn. Deze insecten zitten graag op het ’s avonds nog warme asfalt.

Het grote aandeel van adulte mannelijke dieren onder de verkeersslachtoffers mogelijk een effect op de populatiestructuur. De verminderde concurrentie tussen mannelijke dieren kan uiteindelijk leiden tot een negatief effect op de overlevingskans van een populatie.

Behalve door het verkeer sterven Egels ook door verdrinking in wateren met een steile oever, het verstoren van nesten met jongen, wonden toegebracht door honden en katten, vergif, door maaien of branden van vegetatie, doordat ze verstrikt raken in netten of rondslingerend afval, in onafgedekte putten vallen en overige onnatuurlijke verwondingen. Veel van deze doodsoorzaken zijn dus gerelateerd aan mensen, hun activiteiten of door mensen gemaakte voorwerpen of structuren. Versnippering van het landschap (o.a. ook door afsluiten of verharden van tuinen), intensivering van de landbouw (verwijderen van houtwallen, kleine stukjes bos en overige randzones) en het gebruik van gifstoffen in de landbouw vormen verder de belangrijkste bedreigingen.

Egels smeren hun stekeloppervlak soms in met bepaalde stoffen die een sterke geur of vieze smaak afgeven. Deze stoffen zijn bijvoorbeeld hondenpoep of sterk ruikende plantendelen. Ze kauwen deze stoffen eerst tot een brij en smeren ze dan over de eigen stekels. Waarschijnlijk is dit vreemde gedrag te verklaren als een extra afweer tegen roofvijanden zoals vossen, die wel eens een Egel durven aan te vallen of op te eten. De stank kan ertoe bijdragen dat de eigen lichaamsgeur van de Egel wordt gemaskeerd of dat de stank de roofvijand weghoudt. Egels doden ook soms Gewone Padden Bufo bufo en bijten nadien in de klieren om het wansmakelijke mengsel op de stekels te smeren.    

Vooral Egels die reeds verzwakt zijn door ziekte of voedseltekort, hebben te lijden van parasieten, zoals teken, vlooien, vliegenmaden, mijten en longwormen.

Home