NATUURLEXICON


Eetbare Mossel

Mytilus edulis   



De Eetbare Mossel Mytilus edulis, ook Gewone Mossel genoemd, is de zeer bekende en tamelijk algemene mossel die voor consumptie wordt gekweekt. Deze tweekleppige heeft schelpen die tot 10 cm lang kunnen worden.

Groepen mosselen worden door draden bijeengehouden. De schelpen zijn schuin driehoekig, bruinzwart tot blauw gekleurd en beide even groot. Ze zijn van binnen zilverwit met een donkerblauwe rand. Het water stroomt door een franjeachtige soort sifo, alhoewel dit geen echte adembuis is; het is meer een mondopening waarlangs het voedsel wordt opgenomen. Deze mossel leeft niet in de bodem. De Eetbare Mossel legt in het voorjaar miljoenen eitjes. De larven zweven eerst vrij in het planton. Later vestigen ze zich ergens en stichten een nieuwe kolonie. De hecht- of byssusdraden bestaan uit eiwit en worden als een vloeistof door een klier afgescheiden die verhardt als ze met water in contact komt. De mossel absorbeert de byssusdraad als hij zich op een andere plaats wil vestigen.

Mosselen worden gekweekt op stokken, aan touwen of op mosselbanken.

Mosselbanken zorgen ervoor dat de platen in het kustsysteem stabiel blijven. De mosselen verbinden zich met elkaar en de ondergrond via byssusdraden. Zo worden kleverige bundels gevormd die uitharden in het zeewater. Door het uitfilteren van slib uit het langsstromende water zorgen mosselen in een jaar tijd soms voor 10 cm nieuw sediment. In de toekomst kunnen mosselbanken wellicht een rol spelen als buffer tegen de zeespiegelstijging.  

Home