NATUURLEXICON


Doodshoofdvlinder

Acherontia atropos



De Doodshoofdvlinder Acherontia atropos is een pijlstaartvlinder met een spanwijdte van 8 tot 12 cm en daarmee één van de grootste vlinders van Europa. Zijn lichaam meet tot 6 cm.

De soort dankt zijn naam de doodshoofdtekening op het zwarte borststuk. De voorvleugels zijn zwart gekleurd; de achtervleugels hebben twee zwarte banden. Het achterlijf is geel met zwarte bandjes en een blauwe middenstreep.

Het is een soort uit Afrika die in kleine aantallen richten Midden- en Noord-Europa trekken. In onze streken plant hij zich niet met succes voort. De vrouwtjes blijven namelijk steriel. Het is geen bloembezoeker, maar hij neemt voedingsstoffen op uit rijp fruit. Soms snoept deze vlinder honing uit nesten van de Honingbij Apis mellifera, waarvan de wachterbijen de vlinders dan vaak met hun steken doden. De vlinder steekt met de zuigsnuit raatcellen aan om honing te zuigen. De vlinder kan bij gevaar tjirpende geluiden maken.  

De vlinder houdt de vleugels bovenop het lichaam gevouwen.  

Het vrouwtje legt eitjes op Boksdoorn Lycium barbarum, Bitterzoet Solanum dulcamara, Wilde Liguster Ligustrum vulgare en op cultuurgrond en tuinen ook op Aardappel Solanum tuberosum, Tomaat Solanum lycopersicum, Gewone Sering Syringa vulgaris en Kool Brassica oleracea.

De rups kan wel 10 cm lang zijn. Ze is groengeel, heeft blauwe dwarsstrepen en draagt een S-vormig aanhangsel aan het achterlijf. Ze maakt een klikkend geluid.

De verpopping vindt plaats in de herfst. De rups kruipt dan de grond in, spint een stevige cocon en verpopt daarin. Bij ons overleven de rupsen de winter (nog) niet. Enkel de herfstgeneratie kan inheems zijn, doordat de vrouwtjes onvruchtbaar en de poppen niet vorstbestendig zijn.

De vlinder en de rups zijn onschadelijk.  

Home