NATUURLEXICON


Dierproeven


In Vlaanderen worden er jaarlijks ruim een half miljoen dierproeven uitgevoerd. Vooral muizen, ratten en kippen worden hiervoor gebruikt, maar ook konijnen, honden en apen worden opgeofferd ten dienste van de “humane” wetenschappen.

Veel van de proefdieren worden zelfs speciaal gefokt om als proefdier te dienen.  

Er worden reeds tientallen, zelfs honderden jaren wrede dierproeven uitgevoerd, maar nog steeds zijn er honderden ziekten waarvoor ondanks de talrijke dieren die ervoor hebben moeten lijden, nog altijd geen remedie tegen bestaat.

Dieren hebben een intrinsieke waarde als levende wezens. Door het gebruiken van dieren om er proeven op uit te voeren wordt deze waarde miskend. De proeven betekenen een ware foltering voor de betreffende dieren. De dieren worden in gevangenschap gehouden, waarbij ze op zich al geen natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Bovendien worden ze onderworpen aan de meest wreedaardige folteringen. Het wreedaardige van deze proeven verklaart waarom er geen menselijke proefpersonen worden gebruikt; de ethische redenen waarom men geen mensen gebruikt zouden echter tevens moeten gelden voor de dieren. Dierproeven betekenen een inbreuk op de meest elementaire rechten van dieren.

Medische dierproeven beschouwen als een noodzakelijk kwaad is verkeerd, want de opvatting dat ziekten als polio, aids en malaria uit de wereld zijn geholpen dankzij dierproeven klopt niet !  Deze ziekten bestaan nog altijd en er bestaat nog steeds geen afdoende remedie tegen deze ziekten.

Terecht bestaat er veel tegenstand tegen dierproeven. Meer en meer mensen zijn ervan overtuigd dat men geen dieren moet gebruiken om proeven op te verrichten.      

In een pleidooi voor de stopzetting van het gebruik van apen in hersenonderzoek heeft André Menache voor de Anti Dierproeven Coalitie uitvoerig uiteengezet waarom het gebruik van dieren in fundamenteel onderzoek niet nodig is. Het gebruik van dieren in fundamenteel onderzoek is een bewuste keuze van de mens en geen verplichting.

Naar schatting gebruikt de EU jaarlijks nog ongeveer 10.000 primaten in dierexperimenteel onderzoek. Aan verschillende universiteiten worden apen gebruikt voor fundamenteel hersenonderzoek, bijvoorbeeld aan de KUL Leuven.

Met fundamenteel onderzoek wordt bedoeld: onderzoek dat niet als doel heeft om resultaten op te leveren die direct toepasbaar zijn in de praktijk, maar dat uitbreiding van kennis tot doel heeft.

Voor toegepast onderzoek - onderzoek dat wel direct toepasbare resultaten moet opleveren - zijn dierproeven soms wettelijk verplicht. Dat geldt bijvoorbeeld voor het testen van medicijnen. Die wettelijke verplichting voor het testen van medicijnen op dieren is ook al ten zeerste verwerpelijk. Vaak komen die testen neer op het vergiftigen van gezonde, levende dieren, en dit louter als gevolg van de onbekwaamheid van de onderzoekers.   

Maar voor fundamenteel onderzoek geldt die wettelijke verplichting niet, ook niet bij het uitvoeren van fundamenteel hersenonderzoek.

Veel onderzoekers binnen de neurologie gebruiken ook helemaal geen dieren. De keuze om wel of geen dieren te gebruiken voor fundamenteel onderzoek ligt geheel bij de individuele onderzoeker. Als KUL Leuven dus die beslissing neemt, betekent dit dat ze de mogelijkheid naast zich neerlegt om af te zien van het gebruik van dieren.   

Er is geen wetenschappelijk bewijs dat ondersteunt dat fundamenteel onderzoek met gebruik van dieren kan worden vertaald naar nuttige behandelingen voor mensen. Een studie van 25.000 wetenschappelijke artikelen liet zien dat slechts in 500 artikelen (2%) werd gesteld dat de uitkomsten van het onderzoek mogelijkerwijs in de toekomst vertaalbaar zouden zijn naar mensen. Slechts 100 van deze 500 onderzoeken (0,4%) resulteerden in ‘clinical trials’ (het testen van een kandidaat-medicijn op mensen) en slechts één onderzoek (0,004%) leidde tot de ontwikkeling van een bruikbaar geneesmiddel (voor het verlagen van de bloeddruk). Deze ene bruikbare ontdekking bleek niet te danken te zijn aan het onderzoek met dieren, maar eerder het resultaat te zijn van computerstudies.

De niet-menselijke primaat wordt door sommige onderzoekers beschouwd als het meest geschikte model voor bestudering van de hersenfunctie. De Rhesusaap wordt vaak gebruikt voor cognitieve studies, terwijl de kleinere Marmoset vaker gebruikt wordt bij onderzoek naar beroertes. De nog kleinere Muismaki wordt momenteel in Frankrijk gebruikt om de ziekte van Alzheimer te bestuderen.

Hoewel er gelijkenissen bestaan tussen de hersenen van de mens en die van niet-menselijke primaten, is het belangrijk om te beseffen dat de hersenen van apen niet een verkleinde versie zijn van het menselijk brein. Integendeel, elk primatenbrein is het unieke resultaat van de evolutionaire biologie, gevormd gedurende miljoenen jaren in reactie op ecologische, sociale en genetische invloeden. Als het gaat om het menselijk brein, dan zijn er ook nog de effecten van culturele evolutie.

In termen van evolutionaire biologie zijn de mensapen (Chimpansee, Orang-Oetan, Gorilla en Gibbon) onze naaste levende verwanten. Van de mensapen staat de chimpansee het dichtst bij de mens, van ons gescheiden door ongeveer vijf miljoen jaar van evolutie. Het chimpanseebrein is ongeveer een kwart van het menselijk brein, en het brein van de Makaak is op zijn beurt een kwart van het chimpanseebrein. De mens heeft grotere hersenvolumes dan andere primaten als de Chimpansee, de Gorilla en de Rhesusaap.

Er zijn talrijke verschillen tussen apen en mensen wat betreft de anatomie en fysiologie  van het centrale zenuwstelsel. De mens heeft bijvoorbeeld visuele verwerkingsgebieden die bij apen niet bestaan.

Visuele gebieden bij apen en mensen die anatomisch gezien op elkaar lijken, kunnen heel verschillende functies vervullen.

Het menselijk brein is veel complexer dan het primatenbrein. Een aanwijzing hiervoor is de tijd die de hersenen in hun belangrijkste fase nodig hebben om zich te ontwikkelen: 136 dagen bij apen en 470 dagen bij de mens. Er zijn nog voorbeelden van verschillen die bestaan tussen de hersenen van mens en aap zoals een grotere hersenschors bij de mens, een groter aantal synapsen en genetische uitingsverschillen.

Vaak wordt proefdieronderzoek aangewend om uiteindelijk – puur toevallig – een behandelmethode te vinden die werkt bij zowel mensen als dieren. Het verkrijgen van inzichten achteraf, gebaseerd op puur toeval, is echter geen wetenschappelijke methode.

Onderzoek met gebruik van dieren heeft tot nu toe weinig tot niets bijgedragen aan onze kennis van beroerte bij mensen, laat staan de ontwikkeling van behandelmethoden. De belangrijkste factor die de effecten van een beroerte bij mensen beïnvloedt is de tijd die het duurt voordat iemand die door een beroerte wordt getroffen toegang heeft tot medische eerste hulp, en de tijd die het duurt voordat men geconstateerd heeft om welk type beroerte het gaat om zo te bepalen welke acties moeten worden ondernomen. Deze belangrijke informatie is verkregen op basis van klinische studies bij mensen.

Het komt veel voor dat medische behandelingen die zijn ontwikkeld op basis van proefdieronderzoek en die enige tijd beschouwd worden als ‘de standaard’ na verloop van tijd worden herroepen. Onderzoek waarbij grote aantallen patiënten die de behandeling ondergingen worden vergeleken met patiënten bij wie de behandeling niet werd toegepast, heeft dan aangetoond dat de behandeling bij mensen feitelijk niet effectief is.

Ook voor onderzoek naar de ziekte van Alzheimer is er geen bewijs gevonden dat de Dwergmuismaki, die voor dit onderzoek wordt gebruikt, over genen beschikt die vergelijkbaar zijn met de genen bij mensen die in verband worden gebracht met Alzheimer.

Blootstelling aan een onnatuurlijke lichtcyclus (door verblijf in een laboratorium) kan bij Dwergmuismaki’s leiden tot vroegtijdige veroudering. Stress als gevolg van het verblijf in een laboratorium kan bij de dieren leiden tot een abnormale ontwikkeling van de hersenen. Dit effect is reeds aangetoond bij andere primatensoorten die in vergelijkbare opstandigheden gehuisvest waren.

Hoewel we nog steeds niet weten wat de exacte oorzaken van Alzheimer zijn, blijkt het aannemelijk te zijn dat genetische factoren en omgevingsfactoren een belangrijke rol spelen. Om die reden lijkt het logisch dat de werkelijke oorzaken voor deze ziekte alleen gevonden kunnen worden door mensen te bestuderen.

Net als Parkinson en Alzheimer, komt autisme van nature niet bij dieren voor. Je moet daarom wel vraagtekens stellen bij de validiteit van onderzoek naar deze aandoening met gebruik van dieren. Autisme is een complex spectrum van symptomen dat zich voordoet bij jonge kinderen, waar we nog weinig over weten. Het is misleidend om de hoop te vestigen op experimenten met apen voor het vinden van een behandelmethode voor autisme bij kinderen.

Cognitieve neurowetenschap is de bestudering van complexe mentale functies zoals waarneming, geheugen, taal en emotie en de manier waarop deze functies in het brein ingebed zijn. Onderzoekers maken veelvuldig gebruik van primaten om het brein te bestuderen en doen dit op veel verschillende manieren, variërend van het nauwelijks invasief observeren van oogbewegingen, tot zeer invasieve hersen-beschadigingsexperimenten waarbij het dier in een bijna vegetatieve staat wordt gebracht.

Onderzoekers rechtvaardigen het gebruik van primaten voor dit type onderzoek door te stellen dat de hersenen van niet-primaten (ratten, katten, honden) niet genoeg lijken op die van ons mensen. Ook stellen zij dat er een noodzaak is het mechanisme te begrijpen volgens welke de hersenen werken. Cognitieve studies met gebruik van dieren dragen echter een aantal belangrijke beperkingen in zich. De studie van piepkleine gebiedjes in de hersenen van apen, met inbegrip van de studie van een enkele zenuwcel, vormt geen accurate voorstelling van de interactieve manier waarop de menselijke hersenen functioneren.

Zenuwcellen werken evenwel onderling samen op het niveau van groepen (clusters), kolommen of netwerken van cellen en niet als individuele cellen.

De logische conclusie is dat we al het mogelijke moeten leren over het functioneren van het menselijk brein met behulp van alle verbazingwekkende technologieën die vandaag de dag al tot onze beschikking staan. Deze niet-invasieve technologieën stellen onderzoekers zowel in staat de menselijke hersenen bijna ‘natuurgetrouw’ te observeren, als de interacties tussen de verschillende gebieden van de hersenen waar te nemen.

Voorbeelden van niet-invasieve technologieën voor bestudering van het menselijk brein, zijn Positron emissie tomografie (PET),

Magnetische resonantie imaging (MRI); nucleaire magnetische resonantie imaging (NMRI); Electro-encephalografie (EEG);  

Magnetoencephalografie (MEG); Transcranial magnetic stimulation (TMS)

Het gebruik van apen in proefdieronderzoek roept ernstige ethische bezwaren op.  

Het vangen van makaken uit het wild brengt onvermijdelijk substantieel leed toe aan de apen en is inherent wreed. Makaken zijn bijzonder sociale dieren wier gevoel van welbehagen sterk en onlosmakelijk afhankelijk is van een intacte familie en een soortgelijke sociale structuur. Het verwijderen van individuen uit de groep leidt tot gebroken families en ontwrichte sociale bindingen. Dit veroorzaakt extreme stress en verdriet voor degenen die weggenomen worden, alsook onder degenen die achterblijven.

Daarnaast komt het veelvuldig voor dat apen gewond raken of gedood worden tijdens de vangst. De normale relatie tussen moeder en kind is er een van enkele jaren als het gaat om het bieden van een normale ontwikkeling. Vroegtijdige verwijdering van het jong leidt zowel tot moederlijk als sociaal gemis. Dit zou betekenen dat apen die gebruikt worden in hersenonderzoek om te beginnen al mentaal onderontwikkeld zijn.

De volgende fase in de beproeving van de aap is het transport vanuit de loods of fokkerij naar het uiteindelijke laboratorium. Transport over lange afstanden brengt met zich mee dat de dieren afzonderlijk verpakt worden in kratten alvorens ze worden verscheept naar landen over de hele wereld. De dieren die deze beproeving overleven en het lab bereiken staat een leven in gevangenschap te wachten in kleine stalen kooien, verstoken van de verrijking van hun natuurlijke leefomgeving en de rijke sociale interactie waartoe zij zijn geëvolueerd.

Een recente juridische overwinning in Zwitserland laat zien dat de maatschappij toch niet zonder beding accepteert dat dieren worden gebruikt onder de belofte van medische vooruitgang. In september 2009 verbood het Zwitserse hooggerechtshof onderzoekers om te experimenteren op Rhesusaapjes, op grond van het feit dat het aannemelijk lijden waaraan de dieren zouden worden blootgesteld in geen enkele verhouding zou staan tot het vrij onduidelijke resultaat van de studie – en zo werd er een zeer belangrijk wettelijk precedent geschapen. De EU richtlijn die gaat over dierproeven (beleidslijn 86/609/EC) zal normaal gesproken geen toestemming geven voor het uitvoeren van dierproeven wanneer de gezochte gegevens ook kunnen worden verkregen via dierproefvrije onderzoeksmethodes.

Het is tijd om uit alle macht verder te gaan op dit wettelijke traject.

In België startte de Anti Dierproeven Coalitie (ADC) in september 2009 een gerechtelijke procedure tegen dierproefnemers verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. De procedure is gericht tegen invasieve experimenten op primaten vergelijkbaar met de experimenten die het Zwitserse hooggerechtshof verbood. Het controversiële onderzoek dat de Anti Dierproeven Coalitie ter discussie stelt vindt plaats in het Gasthuisberglaboratorium van de Katholieke Universiteit Leuven. In de loop van 2013 liet KU Leuven weten dat de dierproeven worden verder gezet.

De onderzoekers die deze proeven uitvoeren bestuderen de cognitieve vaardigheden van de apen. Via de implantaten wordt de werking van de hersenen gemeten. Deze testen worden al decennialang uitgevoerd op apen en zijn perfect vervangbaar door moderne dierproefvrije technieken.

Al in 2008 ontwikkelden Japanse wetenschappers hersenanalysetechnologie die de activiteit binnen de hersenen kan reconstrueren tot beelden die kunnen worden weergegeven op een computermonitor. Hierbij wordt gebruik gemaakt van fMRI: het functioneel in beeld brengen van magnetische resonantie.

Recent hebben wetenschappers in Californië een nieuwe hersenmachineverbinding ontwikkeld waarbij hersencellen met een visuele display aan elkaar worden gekoppeld. Deze technologie maakt het perfect mogelijk in beeld te brengen hoe mensen aan specifieke dingen aandacht besteden en andere informatie die hen omringt juist negeren. Door menselijke patiënten te gebruiken in plaats van apen, waren deze onderzoekers in staat de activiteit van afzonderlijke zenuwcellen (neuronen) te bestuderen.

Beide technologieën kunnen worden toegepast op mensen, zonder dat zij hier schade van ondervinden. Op deze manier worden niet alleen apen gespaard, tevens bieden de resultaten ons direct inzicht in het functioneren van de hersenen van de mens, en dat is waar het de onderzoekers uiteindelijk om te doen is.

Kortom: er blijkt duidelijk geen excuus meer te zijn voor het gebruiken van apen voor hersenonderzoek ! Maar het wordt door mensen snel gelooft, dat proefdieren nodig zijn voor geneeskundig onderzoek enkel ten behoeve van het menselijke benefiet.

Nieuwe medicijnen en therapieën moeten wettelijk eerst op kleine proefdieren worden getest, daarna op grotere. Zo wil de wetgever voorkomen dat schadelijke effecten pas in de klinische testfase worden ontdekt.

Zonder onderzoek met proefdieren krijgt geen medicijn of therapie een officiële registratie.  

En dus worden lymfeklieren bij het achterlijf bij muizen weggehaald voor borstkankeronderzoek. Bij varkens worden kunstmatige vernauwingen in slagaders aangebracht om te onderzoeken of er al dan niet een natuurlijke bypass ontstaat.

Dus het is zaak dat de proteststemmen nog luider moeten klinken tot men ook deze wetgeving onder druk van de publieke opinie wegstemt. De wetgever gaat uit van het goedkope principe: “dieren zijn minderwaardig, dus is het gepermitteerd om ze voor dierproeven te misbruiken”.

De argumenten tegen dierproeven zijn niet zo zwart-wit als de voorstanders van de dierproeven zouden willen doen geloven. Dierproeven zijn een hedendaagse voortzetting van medische onderzoeken die in de Middeleeuwen, of wellicht nog vroeger, zijn opgestart. In die donkere tijden werden dieren, maar ook mensen die als minderwaardig werden beschouwd, als slaven benut om er de meest uiteenlopende “proeven” op te verrichten. Ook de Nazi’s hebben gedurende de korte tijd dat ze “heer en meester” waren in Europa andere levende wezens die ze als minderwaardig beschouwden,  gebruikt om bepaalde medische experimenten op te verrichten, die achteraf trouwens terecht sterk veroordeeld werden.     

Het is een zeer belangrijk gegeven dat alle regelgeving ter beperking van het proefdiergebruik onder druk van de maatschappij (publieke opinie) tot stand is gekomen. De vermindering van het proefdiergebruik is eerder aan actievoerders zoals deze van het ADC en andere dierenrechtenorganisaties te danken dan aan de wetenschap zelf.

Het stemt hoopvol dat de miskenning van de intrinsieke waarde van dieren geleidelijk aan maar toch meer en meer wordt afgestraft.

Een belangrijke stap in de goede richting was het principe, dat ondertussen reeds een 50-tal jaar geleden door de wetenschappers Russell en Burch werd ingevoerd, van de Vermindering, Verfijning en Vervanging (drie V’s). Dit principe zorgde ervoor dat alle onderzoekers bij wet verplicht zijn om vooraf na te gaan of ze hun onderzoeksdoel niet ook zonder of met minder proefdieren kunnen bereiken.

En het is precies hier dat het schoentje serieus is gaan wringen. Momenteel zou er geen gebruik meer mogen worden gemaakt van proefdieren omdat ofwel het proefdieronderzoek nutteloos is, onvoldoende relevant of omdat het gebruik van proefdieren kan worden vervangen door nieuwe technologische of wetenschappelijke alternatieven.

Zoals we hoger reeds hebben aangehaald is het onderzoek dat op dieren wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld hersenonderzoek, niet zomaar transponeerbaar op mensen.

Veel onderzoeken kunnen evengoed “in vitro” worden uitgevoerd. In kweekvloeistof kunnen stukken weefsel worden “opgekweekt”. Dit weefsel vervangt menselijke organen. Op die organen kan dan onderzoek worden gevoerd.    

Het gebruik van proefdieren als muizen voor het uittesten van medicijnen voor mensen kan onmogelijk leiden tot volledig betrouwbare resultaten. Muizen zijn nu eenmaal geen mensen. Het middel Softenon werd in de jaren 1950 met succes op muizen getest en werd al snel populair, maar bij gebruik door zwangere vrouwen bleek het middel ernstige aangeboren afwijkingen van de baby te veroorzaken.

Fokkers van proefdieren worden slapend rijk op de rug van deze proefdieren. Er worden volop cavia’s, muizen, ratten, apen, enz… gekweekt, niet gestoord door veel controle van overheidsinstanties (“het zijn toch maar proefdieren”) met zekerheid over de afnemers: 60 tot 70 procent gaat naar de steenrijke farmaceutisch industrie, de rest gaat naar de rijkelijk gesubsidieerde universiteiten (zoals KU Leuven) en onderzoeksinstellingen, waar er nog minder wordt gecontroleerd want daar zijn de wreedste proeven, waarbij de dieren aan de ergste pijnen en beproevingen worden blootgesteld,  al volop aan de gang.

Aan de KU Leuven worden zelfs testen uitgevoerd op proefdieren in verband met de werking van cocäine. Als mensen er vrijwillig voor kiezen om zich eigenlijk bewust te vergiftigen met cocaïne of andere gifstoffen, moeten dieren dan worden blootgesteld aan deze gifstoffen om de eventuele effecten ervan te onderzoeken. Dieren mijden van nature deze gifstoffen. Planten en dieren bezitten deze gifstoffen ter verdediging. Gedurende de evolutie is het mijdgedrag van dieren hierop aangepast. Als mensen op het idee komen om zich voor de kick slangengif in te spuiten, moeten dieren dan worden gebruikt om aan te tonen dat dit slangengif mogelijks dodelijk kan zijn ?

Eigenlijk moeten de onderzoekers nu al bepaalde vragen beantwoorden, namelijk: wat is het doel van de proef, wat is het wetenschappelijk belang van het onderzoek, is het onderzoek maatschappelijk relevant, kan het onderzoek niet zonder dierproeven ?

Nu nog altijd wordt op deze vragen nonchalant geantwoord in het voordeel van het wetenschappelijk onderzoek en in het nadeel van de proefdieren in kwestie. Men zal immers steevast kunnen stellen dat “het onderzoek niet zonder dierproeven kan”, zolang men zich niet toelegt op het ontwikkelen van alternatieven voor de dierproeven. Men moet in deze discussie gewoon verder kunnen gaan. Een onderzoek dat niet kan worden uitgevoerd zonder dierproeven, moet dan maar niet worden uitgevoerd. Veel experimenten met dieren in het verleden hadden misschien mooie doelen voor ogen, maar deze werden nooit gehaald. Er is een zeer lage correlatie tussen dierproeven en menselijke voordelen. Maar de verantwoording voor al dat nodeloze lijden van dieren wordt door niemand afgedwongen.

Een mens die een hond slaat, wordt terecht gestraft, maar een onderzoeksinstelling die jaarlijks honderden dieren blootstelt aan de meest pijnlijke experimenten, mag ongestraft en, in het geval van een universiteit zoals KU Leuven, zelfs gesubsidieerd, rustig verder doen.

De dieren hebben geen stem, dus zal de maatschappelijke druk hen moeten behoeden voor verder misbruik.

In 1980 werden er jaarlijks anderhalf miljoen dierproeven verricht; in 2007 waren dat er nog 600.000. Deze grote vermindering is eerder aan actievoerders tegen dierproeven dan aan de wetenschap te danken.

(De tekst op deze pagina is grotendeels gebaseerd op teksten van de Anti Dierproeven Coalitie (ADC), National Geographic België-Nederland en diverse persartikels)

Home