NATUURLEXICON


Biobrandstoffen


Biobrandstoffen zijn brandstoffen die gemaakt worden van plantaardige producten zoals maïs, sojabonen en suikerriet.

In tegenstelling tot het oude koolstofdioxide, dat vrijkomt door de verbranding van fossiele brandstoffen, komt de koolstof in biobrandstoffen, die gedurende de groeitijd door planten wordt geabsorbeerd, uit de dampkring.

Maar ook de productie van biobrandstoffen zorgt anno 2007 voor een zware milieu-impact. Bij het verbouwen van maïs bijvoorbeeld worden grote hoeveelheden onkruidverdelger en stikstofkunstmest gebruikt. De maïsteelt veroorzaakt meer bodemerosie van eender welk ander gewas. De productie van maïsethanol vereist ongeveer evenveel fossiele brandstoffen als de ethanol moet vervangen. Om stoom op te wekken voor het distilleerproces van ethanol worden nog vaak kolen gebruikt. Stikstofkunstmest wordt gemaakt met behulp van aardgas en landbouwwerktuigen rijden bij de maïsteelt op diesel. Waardevolle landbouwgronden, voorheen gebruikt om voedingsgewassen te kweken, worden omgezet in monotone akkers van biobrandstofplanten. In de Verenigde Staten concurreren de ethanoldistillerderijen met vleesproducenten om de maïs, waardoor de prijs van de maïs wordt opgedreven. De ethanol die wordt geproduceerd dient nog grotendeels als een additief van benzine.     

Suikerriet lijkt in vergelijking met maïs iets ecologischer te zijn. Het brengt in elk geval dubbel zoveel ethanol op als maïs. De stengel bestaat voor 20 % uit suiker, dat wordt gefermenteerd om alcohol te maken. De rest van de stengel kan worden verbrand om de distilleerderij van relatief schone energie te voorzien. Bij het productieproces van ethanol uit suikerriet worden rietvelden platgebrand en dienen arbeiders in moeilijke omstandigheden te werken. In Brazilië wordt veel natuur opgeofferd voor de aanleg van rietvelden.

Het kost minder energie om van plantenolie (koolzaad, sojabonen) biodiesel te maken dan van maïs ethanol. De opbrengt is echter laag en de kosten zijn hoog.  

Elke biobrandstof verbruikt gewassen die ook de hongerige wereldbevolking zouden kunnen voeden. De teelt van deze gewassen kan de voedselprijzen wereldwijd doen stijgen. Gecombineerd met de negatieve impact-scenarios van de klimaatverandering kunnen de biobrandstoffen de zekerheid van voldoende voedsel in gevaar brengen.

Het zou een ander verhaal zijn om de biobrandstoffen te maken van de bijproducten van voedselgewassen, namelijk stengels, bladeren, houtsnippers, boombast of zaagsel; bestanddelen die nu nog als een afvalstof worden beschouwd. Wanneer men de celluloseketens (wanden van plantencellen bestaan uit cellulose) van die bijproducten verbreekt en de suikers die ze bevatten laat gisten, kan dit bijzonder veel biobrandstoffen opleveren, zonder dat dit de voedseloogst in gevaar brengt.     

Bepaalde grassoorten die gedijen op land dat ongeschikt is voor andere gewassen zouden ook kunnen worden omgezet in ethanol, indien er een efficiënte manier voor de productie zou worden gevonden.

Palmolie kent nu reeds verschillende toepassingen. Het gebruik van palmolie als biobrandstof is relatief nieuw. De ruwe palmolie wordt bijgestookt in energiecentrales of wordt verder verwerkt tot biodiesel. De teelt van palmolie draagt bij tot een stijgende vraag naar palmolie. Hierdoor stijgt de verbouwde oppervlakte met oliepalmen schrikbarend. In onder meer Indonesïe en Maleisië worden immens grote oppervlaktes tropisch regenwoud gekapt. De ecologische waarde van een plantage is nihil in vergelijking met deze van een regenwoud. De combinatie van de unieke biodiversiteit van het eiland Borneo en het razende tempo waarin de regenwouden verloren gaan, maakt de toekomst van het eiland onzeker. De laatste 50 jaar is het aantal Orang-Oetans op Borneo gehalveerd.   

Maar niet alleen de dieren en planten van het regenwoud lijden onder deze evolutie; ook de lokale bevolking wordt niet zelden onder dwang onteigend.    

Het droogleggen van wetlands en de vele veen- en bosbranden die gepaard gaan met de aanleg van de palmplantages zorgen voor de uitstoot van enorme hoeveelheden koolstofdioxide.   

Volgens wetenschappers zouden algen nog het minst het milieu belasten. Algen groeien in afvalwater, zelfs in zeewater en hebben alleen zonlicht en koolstofdioxide nodig. Enkele bedrijven zijn reeds gestart om deze eencellige organismen om te zetten in brandstof. Algen kunnen in bedrijven de uitgestoten koolstofdioxide opnemen, terwijl ze jaarlijks duizenden liter biodiesel per hectare kunnen produceren.   

Biobrandstoffen zijn duurzamer dan fossiele brandstoffen, maar hebben, met de huidige stand van de aangewende procédés, nog steeds een niet te onderschatten negatieve milieu-impact.

Er wordt bij de productie immers nog te weinig rekening gehouden met criteria inzake milieu, biodiversiteit en sociale factoren.   

De benodigde hoeveelheid maïs voor de productie van 100 l ethanol volstaat eigenlijk om een mens een jaar lang te voeden. Zolang de energieprijzen hoog blijven, zullen biobrandstoffen sterk met de aanwending als voedsel blijven concurreren om het land en het water.    


Home