NATUURLEXICON


 Ancistrocerus antilope


De muurwesp Ancistrocerus antilope is een grote muurwesp met een lengte van 10 tot 16 mm. Deze zeer zeldzame soort behoort tot de zogenaamde metselwespen.

De achterkant en de zijkant van het borststuk zijn glimmend zwart.

Deze wesp is van half mei tot eind juli (soms tot half september) te zien in uiteenlopende biotopen zoals struwelen, heide en graslanden.

Het nest wordt gemaakt in allerlei bestaande holtes zoals oude nesten in steile wanden, vraatgangen in hout, holle twijgen en spleten onder dakpannen. De cellen worden lineair in een nestgang gemaakt.

Eerst wordt een ei gelegd in een cel, daarna wordt een bevoorradingscel gemaakt.  

De larven worden gevoed met rupsen van snuitvlinders, bladrollers en uiltjes en larven van bladhaantjes. De larven vervellen 5 keer tot aan het popstadium.

Na de bevoorrading sluit het vrouwtje het nest af met zand, leem of klei. De jonge wespen kruipen doorheen de wand naar buiten.    

Als parasiet bij deze wesp is de viertandgoudwesp Chrysis fulgida gekend.

Ook de Gewone Goudwesp Chrysis ignita kan als parasiet optreden. De larven van deze parasiet overwinteren in dat geval dan als rustlarve.   

In de nesten kunnen zich ook larven ontwikkelen van onder meer de bronswesp Melittobia acasta, die parasitair leven in de rupsen van uiltjes die als prooi voor de muurwesplarven zijn aangebracht.  

Deze wesp leeft in symbiose met de mijt Kenethiella trisetosa. De mijt komt vooral bij de larven van vrouwtjeswespen voor. De vrouwelijke wespenlarven vernietigen alle mijten vooraleer ze een cocon spinnen.



Home