NATUURLEXICON


Amfibieën


Amfibieën vormen een klasse van de gewervelde dieren met bij ons als vertegenwoordigers de kikkers en de salamanders. De amfibieën zijn allemaal voorzien van 4 poten.  

Amfibieën hebben een naakte, vochtige huid. De huid is meestal dun en bevat veel klieren, die gif of slijm afscheiden. Slijm beschermt de huid tegen uitdroging. Het zijn koudbloedige dieren, wat betekent dat de lichaamstemperatuur afhankelijk is van de omgeving. De gelei-achtige eieren worden, op enkele uitzonderingen zoals de Vroedmeesterpad Alytes obstetricans en de Vuursalamander Salamandra salamandra na, in het water gelegd (dril). Het mannetje zet sperma af waarna het vrouwtje het spermapakketje opneemt en daarmee de eitjes bevrucht. Daarna worden de eitjes afgezet.

Na het uitkomen van de eitjes maken zij een visachtig larvestadium door in het water. De larven bezitten kieuwen voor de ademhaling. Daarna volgt een gedaanteverwisseling (metamorfose) in verschillende stadia tot volwassen dier. De volwassen dieren ademen door longen en/of door de huid. De volwassen dieren leven zowel in het water als op het land. In het laatste geval meestal op vochtige plaatsen. De meeste soorten zijn actief in de schemering en ’s nachts. De larven leven vooral van algen en planten. De volwassen dieren leven van insecten, wormen en slakken. Via de huid en het slijmvlies van de mondholte halen de dieren zuurstof uit het water of de lucht en krijgen ze ook tijdens de winterslaap voldoende zuurstof.

Amfibieën gebruiken in de loop van het jaar verschillende terreindelen die meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn. De belangrijkste deelbiotopen worden gevormd door de plaatsen waar ze overwinteren, zich voortplanten en de zomer doorbrengen.

Milieuverstoringsprocessen zoals de aantasting van de leefgebieden, de verdroging, milieugevaarlijke stoffen, vermesting en de aanwezigheid van predatoren zoals roofvissen worden vaak aangeduid als belangrijke reden voor het verdwijnen van amfibieënpopulaties. De versnippering zorgt ervoor dat er veel amfibieën, vooral padden worden doodgereden bij het oversteken van bijvoorbeeld wegen.

Vanwege hun directe contact met lucht, water en aarde worden amfibieën wel eens gezien als de “klokkenluiders” van het ecosysteem.

Wereldwijd bestaan er ongeveer 6000 soorten amfibieën (toestand 2008). Ongeveer de helft van deze soorten gaan wereldwijd achteruit, ongeveer een derde zijn met uitsterven bedreigd. De laatste jaren zijn er 120 soorten verdwenen uit de natuur.

Als oorzaken van de wereldwijde terugval van de amfibieën kunnen we aanhalen: de aantasting van de leefgebieden, exoten, vangsten voor de voedselmarkt en dierenhandel. Ook de invloeden van de klimaatverandering (te veel UV-straling), chemische vervuiling en ziekten eisen hun tol.

Sinds 1998 is er een gevaarlijke bedreiging voor de amfibieën wereldwijd opgedoken, namelijk de beruchte Chytrid-schimmel.

Chemische bestrijdingsmiddelen (Zie Milieugevaarlijke stoffen) en hun bijproducten leiden vaak tot misvormingen bij amfibieën. De verschillende vergiften dringen goed door in de zeer poreuze eieren en huid van amfibieën.  

Aangezien insecten een belangrijke voedselbron vormen voor amfibieën, vormen insecticiden ook onrechtstreeks een bedreiging voor de amfibieën.

Het herbicide paraquat is rechtstreeks giftig voor de eieren van kikkers en salamanders. Blijkens een Amerikaans onderzoek (2001) kan het herbicide atrazine bij mannelijke kikkers vrouwelijke voortplantingsorganen bezorgen. De kikkers zien er op het eerste zicht normaal uit, maar mannetjeskikkers hebben dikwijls zowel testikels als eileiders. De testikels zelf bevatten zowel sperma als eitjes. De kikkers ontwikkelen ook veel kleine strottenhoofden dan normaal, wat de kwaakcapaciteiten, waarmee ze hun seksuele partners lokken, serieus beïnvloedt.

Het herbicide diquatdibromide, dat trouwens bij de mens zorgt voor neusbloedingen bij inademing (!) is zeer giftig voor kikkerdril. Het spoelt na verzadiging van de bodem uit naar het grondwater, zodat het ook in het oppervlaktewater kan terechtkomen, als dit al niet rechtstreeks gebeurt.

Koperverbindingen zijn schadelijk voor amfibieën. Vroeger bestonden veel waterleidingsbuizen uit koper. Ook de legeringen messing en brons bevatten koper.    

Sommige chemische bestrijdingsmiddelen vernietigen het enzym cholinesterase, dat een belangrijke rol speelt bij de werking van spieren en zenuwen. Amfibieën blijken daar gevoeliger voor te zijn dan andere dieren.

Uit een Zweeds onderzoek is gebleken dat mannelijke kikkerlarven kunnen transformeren in vrouwelijke dieren onder invloed van oestrogenen afkomstig van contraceptiva en industriële polluenten.

Er moet worden vermeden dat sproei-installaties voor bestrijdingsmiddelen in of aan oppervlaktewateren gespoeld worden. Bij het innemen van water door spuitapparatuur loopt steeds een deel van de inhoud van de tank in het water terug, voordat deze water aanzuigt.

Bij amfibieën is de invloed van verzuring goed merkbaar aan de eiklompen en de eisnoeren; als de verzuring te sterk wordt, gaan de eieren beschimmelen en zich niet ontwikkelen.

Door vermesting neemt de rijkdom van ongewervelden, die de voedselbron betekenen voor amfibieën, af.

Amfibieën kunnen een lichte vermesting van het water verdragen, maar de vermesting door kunstmest en drijfmest in de hoeveelheden die tegenwoordig worden gebruikt, zijn nefast. Het zuurstofgehalte van het water daalt te veel en het water wordt bovendien vergiftigd.

Vooral de larven van amfibieën kunnen niet tegen vermesting.

Amfibieën zijn voor hun voortplanting gebonden aan een waterrijke omgeving. Door verdroging verminderen het aantal geschikte voortplantingsplaatsen.

Verdroging zorgt niet alleen voor het verdwijnen van geschikte voortplantingsbiotopen zoals poelen, sloten en vennen, maar ook voor het verdwijnen van draslanden, natte karrensporen en waterhoudende kuilen. Door het uitdrogen hiervan worden soorten als de Geelbuikvuurpad Bombina variegata, de Rugstreeppad Epidalea calamita en de Alpenwatersalamander Ichthyosaura alpestris benadeeld.

Winterbemaling (onttrekken van water) kan desastreuze gevolgen hebben voor amfibieën die in de modder van allerlei wateren overwinteren.

De vorst kan dan in de modder doordringen waardoor de overwinterende amfibieën doodvriezen.

Amfibieën kunnen zich gedurende het jaar over relatief grote afstanden verplaatsen. Een voorwaarde hiervoor is dat ze niet te maken krijgen met de versnippering. Wanneer de verschillende deelbiotopen in cultuurland liggen, moeten de amfibieën allerlei terreintypen doortrekken, waar ze grote risico’s lopen, wanneer deze routes geblokkeerd worden door barrières als wegen, bebouwing, grote landbouwpercelen.

Vaak worden oude poelen, de voortplantingsbiotoop van bijvoorbeeld de Gewone Pad Bufo bufo, door wegen gescheiden van het zomer- en winterbiotoop.  Amfibieëntunnels, in de vorm van ecotunnels of ecokokers onder deze wegen, kunnen ervoor zorgen dat de dieren veilig deze hindernis kunnen nemen. Ze moeten wel door middel van geleidingswanden naar de tunnels geleid worden.

Ook voor de terugtrek moeten er geleidingswanden voorzien worden, zoniet komen de dieren alsnog op de rijbaan terecht. De tunnels moeten worden vrijgehouden van bladafval en zand dat zich kan ophopen.  

Als men eieren en larven uit een oude poel in een nieuwe poel, die gunstiger is gelegen, overzet, zullen de daaruit voortkomende volwassen dieren de nieuwe poel als hun voortplantingsplaats gebruiken. Uiteraard moet in zo’n geval ook de zomerverblijfplaats aan de gunstige zijde van de barrière liggen.

De internationaal beschermde en bij ons zeldzame Kamsalamander Triturus cristatus verkiest dicht bij elkaar gelegen poelen in kleinschalige landschappen met een hoge diversiteit aan biotopen. Voor deze soort zal er moeten worden samengewerkt met landbouwers.

Poelen en vijvers met steile oevers, hoge beschoeiingen en betonnen randen zijn ongeschikt voor amfibieën. Deze randen verhinderen het in- en uitkomen van het water. Poelen en vijvers zonder vegetatie zorgen ervoor dat er geen eieren worden afgezet.

Als beken en sloten worden gereinigd of uitgegraven gedurende de tijd dat er zich eieren of larven van amfibieën in het water bevinden, worden de levenskansen van de nieuwe generatie aanzienlijk verkleind.

Bij het reinigen van sloten verdient het aanbeveling om dit niet over de volledige lengte te doen en op een gunstig tijdstip. Van half september tot eind oktober bevinden zich het kleinste aantal volwassen amfibieën. De meeste dieren zijn ook nog niet in winterslaap en kunnen na verstoring nog een gunstige plek opzoeken.    

Ingrepen aan waterlopen moeten niet enkel gebeuren in functie van de scheepvaart of een versnelde waterafvoer. De natuurwaarden moeten eveneens ten volle aan bod komen. In het verleden verdwenen er teveel natuurlijke meanders, holle oevers, waterplanten en dood hout.

Er zijn bepaalde perioden in het jaar waarin zich veel amfibieën in het gras kunnen ophouden, bijvoorbeeld tijdens de voorjaarstrek naar de voortplantingsgebieden of tijdens het verblijf in het zomerbiotoop na regen. Tijdens machinaal maaien kunnen er aldus veel amfibieën sneuvelen.

Door het verdwijnen van poelen zijn reeds heel wat populaties van amfibieën verdwenen. De algemene soorten zijn in aantal gedaald, de zeldzame soorten zijn nog zeldzamer geworden en in sommige gevallen met uitsterven bedreigd.  

Voor de goede ontwikkeling van de eieren en de larven van amfibieën zijn poelen met zacht glooiende oeverzones waar het water snel opwarmt onmisbaar.  Poelen die dreigen te verlanden, moeten worden uitgediept. Vroeger gebeurde dit door de landbouwers, maar dit wordt veel achterwege gelaten,  vooral als de poel geen functie meer vervult als drinkplaats voor het vee. Ook mesthopen die in de buurt liggen vormen een bedreiging. Larven van amfibieën zijn zeer gevoelig voor vermesting

Amfibieën leven buiten de voortplantingstijd op het land in de directe omgeving van de poel. Daarom is er in de omgeving best voldoende variatie aanwezig in de vorm van bloemrijk grasland, een brede houtwal, een loofbos of een moeras.

Vooral voor de met verdwijnen bedreigde Boomkikker Hyla arborea zijn kleine landschapselementen van groot belang.

Veel amfibieën die hun eieren in water laten ontwikkelen zijn gevoelig voor de aanwezigheid van vissen, omdat deze een negatieve impact uitoefenen op de aquatische levensstadia van amfibieën. Vissen kunnen het amfibieënbestand reduceren of zelfs volledig elimineren door predatie, competitie en overdracht van ziekten. Waterplanten in poelen zorgen voor structuur en microhabitat. Ze bieden voor larven van amfibieën een schuilplaats tegen predatoren, zijn een voedselbron en vormen ideale condities voor de ei-afzet. Vijvers of poelen met vissen hebben over het algemeen minder waterplanten. Behalve een paar uitzonderingen, zoals de Gewone Pad Bufo bufo, de Groene Kikker Pelophylax esculenta synklepton en de Bruine Kikker Rana temporaria, slagen de meeste van onze amfibieën er nauwelijks in om zich voort te planten in poelen of vijvers waarin zich ook vissen bevinden.      

Amfibieën worden door wegverlichting aangetrokken. Tijdens de herfsttrek worden vaak concentraties padden bij straatlantaarns aangetroffen. Padden foerageren graag onder verlichting. Ze vallen dan vaak ten prooi aan uilen of ratten of worden overreden.

In Vlaanderen komen ook reeds amfibieën als exoot voor: Stierkikker Lithobates catesbeianus, Egyptische Kikker Rana bedriagae en Marmersalamander Triturus marmoratus.

Ten behoeve van de sportvisserij worden op veel plaatsen vissen uitgezet die als predatoren van amfibieën optreden. Op veel plaatsen vormen deze vissen een grote bedreiging voor populaties van verschillende soorten amfibieën.

Zeldzame soorten amfibieën zijn het kwetsbaarst voor het wegvangen door verzamelaars of zogenaamde “liefhebbers”.

Kikkers leggen hun eitjes normaal gezien heel vroeg in het jaar. Op het moment dat salamanders uit hun winterslaap ontwaken, zijn de dikkopjes al groot genoeg om niet te worden opgegeten. Nu duiken de salamanders als gevolg van de klimaatverandering steeds vroeger op, zodat de jonge dikkopjes een gemakkelijke prooi vormen.   

Warme winters hebben een negatieve impact op de overlevingskansen van amfibieën. In de zomer stapelen amfibieën vetreserves op die ze nodig hebben om de winterslaap door te komen. Tijdens normale of koude winters verloopt de stofwisseling van amfibieën heel traag en worden de vetreserves maar langzaam opgebruikt. Zachte winters zorgen echter voor een verhoogd metabolisme waardoor de vetvoorraad te snel wordt verbrand. Gevolg: heel wat amfibieën halen na een warme winter het voorjaar niet. Zij die wel ontwaken, hebben vaak veel van hun vetreserves opgebruikt waardoor ze het voortplantingsseizoen beginnen in een slechte lichaamsconditie.

Uit paddentellingen is gebleken (2008) dat de paddentrek door de warmere winters steeds vroeger aanvangt, maar weer onderbroken wordt bij vorstperiodes. Het gevolg is dat de padden minder vetreserves opslaan. Bovendien gaan ze vroeger hun vetreserves aanspreken, wat zeer nadelig is als het voortplantingsseizoen start.

De vrouwtjes, die in de lente ontwaken, hebben daardoor een slechtere lichaamsconditie en zijn kleiner. Dat verhoogt de vatbaarheid voor allerlei infecties en verlaagt hun overlevingskansen. Na milde winters produceren ze ook minder eieren.

Het ontbreken van een winterrust bij amfibieën uit de gematigde klimaatzone leidt tot een sterk vertraagde groei, het bereiken van geslachtsrijpheid bij een kleiner lichaamsgewicht en een verhoogd sterftecijfer.

De lichaamsconditie van vrouwelijke padden neemt af door een lagere opname van energie tijdens de lente- en zomerperiode en een hoger verbruik van de vetvoorraad tijdens de warmere winter. Dit leidt tot kleinere legsels en een hoger sterftecijfer bij overwinterende dieren.

De vetvoorraden die tijdens de zomer worden opgeslagen blijken onvoldoende om de winter door te komen.  

Amfibieën die nu rustig opgroeien in geïsoleerde poelen met schoon water zullen door overvloedige overstromingen plots te maken krijgen met troebel water en vissen, hetgeen nadelig is voor de overlevingskansen van de jongen.

Naast de wettelijke bescherming van deze diergroep, is het behoud, aangepast beheer en aanleg of herstel van specifieke leefgebieden cruciaal om een kentering te krijgen in het toenemend aantal bedreigde soorten.

De aantasting van de ozonlaag zorgt voor een toename van de UV-straling. Dit veroorzaakt veranderingen in de huid van amfibieën en genetische mutaties die leiden tot misvorming en sterfte van de embryo’s.

Bovendien zorgt de klimaatverandering (opwarming) ervoor dat de voortplantingswatertjes sneller uitdrogen. De waterdiepte neemt af en de UV-straling dringt er gemakkelijker door. Hoe meer de eieren aan UV-stralingen worden blootgesteld, des te vatbaarder worden ze voor schimmelinfecties. Zo gaan ze bij duizenden te gronde. Veel amfibiesoorten worden hierdoor bedreigd.

Onderzoek wees uit dat er jaarlijks duizenden amfibieën in afvoerputjes en keldergaten terechtkomen. In de handel zijn er speciale trapjes te koop die voorkomen dat deze dieren verdrinken of verhongeren.


Home