NATUURLEXICON


Aalscholver


Phalacrocorax carbo


De Aalscholver Phalacrocorax carbo is een vogel met een bronskleurige rug, witte wangen en een witte dijvlek. Hij wordt tot 90 cm groot. Hij heeft zwemvliezen aan alle tenen.  Volwassen dieren zijn zwart; jonge dieren zijn donkerbruin van kleur. De snavel is voorzien van een haakvormige top. Deze vogel houdt de vleugels opengespreid om te drogen. Zijn verenpak is namelijk niet waterdicht doordat het weinig vet bevat. Hij zwemt met een schuin opgerichte snavel. Hij houdt bij het vliegen de hals en de poten gestrekt.

Zijn voedsel bestaat volgens de meeste vogelgidsen vooral uit vissoorten die algemeen voorkomen (Blankvoorn, jonge Baars, Pos, Spiering). Zelden worden ook andere soorten (Paling, Snoekbaars) gevangen.

Deze vogel leeft in groepen, die zich ’s avonds in groepen van 20 tot 200 vogels op slaapplaatsen verzamelen. De vogel legt soms 20 tot 30 km af tussen het voedselgebied en de overnachtingsplaats.

Hij broedt van half februari tot eind september in kolonies aan de kust en langs binnenwateren. De nesthorsten bevinden zich in het binnenland in bomen dicht bij het water, aan de kust worden de nesten op klippen gemaakt. Soms worden reeds in december de eerste nesten bezet. Beide ouders broeden en voeden de jongen.

De Aalscholver is bij ons een vrij algemene broedvogel, doortrekker en wintergast. Vanaf september zijn er vogels die naar het zuiden trekken en begin maart terugkeren. Vanuit het noorden komen er vogels die bij ons overwinteren. De aantallen zijn nu weer tot een natuurlijk niveau aangegroeid, maar vroeger werd de Aalscholver vervolgd wegens vermeende schade die hij toebracht aan de visserij. De vervolging gebeurde vooral in de negentiende en een groot deel van de twintigste Eeuw. In 1965 werd het laatste broedgeval geteld. Eind de jaren 1970 kwam er een strikte bescherming, zodat de soort zich heeft hersteld. Sedert 1993 is het weer een broedvogel bij ons. De aantallen namen tot 2010, maar blijken zich thans te stabiliseren.

Ook de lozing van giftige pesticiden en zware metalen in het water deden de aantallen vroeger slinken.  Deze milieugevaarlijke stoffen zorgen immers voor extra sterfte en mogelijk ook onvruchtbaarheid bij de vogels. Op private domeinen wordt de vogel vaak bewust verstoord door vissers, jagers en landeigenaars. De populaties van Aalscholvers worden op een natuurlijke manier gereguleerd. Bij een nieuwe kolonie zullen er 2 tot 3 jongen per nest worden geboren; bij het groter worden van de kolonie zal dit aantal worden herleid tot 1 jong per nest.

Harde wind en koude kunnen veel levens eisen van jonge Aalscholvers. Deze vogel komt vaak in vijvers en sloten in stedelijke gebieden vissen. Aalscholverkolonies zorgen door de uitwerpselen vaak voor het afsterven van bomen, die dan bedekt zijn met krijtwitte uitwerpselen. Deze uitwerpselen veroorzaken een soort planktonsoep, die watervogels (Slobeend) aantrekt.

In de wortelkluiten van afgestorven bomen broeden dan weer vogels (Ijsvogel). Ook spechten en insecten worden door dode bomen aangetrokken. In de schors van dode bomen wordt vaak het Rood Weeskind Catocala nupta, een vlinder aangetroffen.

Aalscholvers halen in de broedtijd vissen van 15 tot 30 cm uit het water. Hierdoor krijgen kleinere vissen meer kansen en neemt de visstand dus toe. Op plaatsen waar Aalscholvers actief zijn, groeit de visstand dus sneller aan dan op plaatsen zonder Aalscholvers.

De Blankvoorn Rutilus rutilus is in aantal toegenomen. Dit is nochtans ook een vis die vaak door de Aalscholver wordt gegeten. Dat de Aalscholver een nadelige invloed heeft op de visstand en dus zou moeten bejaagd, klopt niet. In Nederland blijkt het aantal broedparen al 5 jaar stabiel te zijn (2009) en niets wijst er op dat dit in Vlaanderen anders zou zijn. Bovendien wordt er enorm veel vis ten behoeve van de visserij uitgezet, zodat er een onnatuurlijke situatie ontstaat. De viswateren vormen daardoor een zeer aantrekkelijke voedselbron voor Aalscholvers. De eutrofiëring, kanalisatie en het indammen van rivieren en kanalen zijn belangrijkere factoren voor de terugloop van vispopulaties dan de toename van de Aalscholverpopulatie. Een predator kan een prooisoort nooit uitroeien. In de natuur zijn er voldoende mechanismen aanwezig voor een terugkoppeling waarbij de prooi minder risico loopt om gevangen te worden.


Home